Verzoek tot verplaatsing
Verzoek tot verplaatsing
Enkele maanden voor de deportaties, op 9 februari 1943, dient de vader van Margaretha een verzoek in bij de Gewestelijk-Politiecommandeur te ’s-Hertogenbosch,
om met zijn woonwagen naar Maastricht te worden verplaatst. De reden waarom door mij een verzoek is gedaan, bij den Gewestelijk-Politiecommandeur te ’s-Hertogenbosch, om met mijn woonwagen naar Maastricht te worden verplaatst is in verband met mijn werkzaamheden. Mijn gezin bestaat uit negen personen (man, vrouw en zeven kinderen) waarvoor ik gaarne met werken de kost wil verdienen. Ik ben schilder van beroep en heb mijn werkzaamheden te Maastricht. Nu is het voor mij te omslachtig iederen dag op en neer naar Maastricht te reizen, aangezien de verdiensten niet van dien aard zijn dit te kunnen bekostigen. Het in Maastricht in den kost te gaan bij vrienden of kennissen is ook niet mogelijk, daar ik ook dit niet van mijn weekloon kan betalen. Te Venlo is voor mij geen werk te krijgen, zoodat ik genoodzaakt ben in Maastricht te gaan werken. Daar ik tijdens de concentratie van woonwagens niet thuis was, ben ik voordien niet in de gelegenheid geweest een dergelijk verzoek te doen. Tevens ben ik in Maastricht beter bekend en heb daar familie wonen, die mij tijdens de bevalling van mijn vrouw kunnen helpen, zoodat mijn kinderen, wanneer ik op het werk ben, niet alleen zijn. Ik verzoek u dan ook dat mij dit verzoek wordt toegestaan in het belang van mijn gezin en mijzelf’.
De Venlose politie en de burgemeester adviseerden positief, helaas kwam er geen bericht van de Gewestelijk-Politiecommandeur, waardoor het gezin tijdens de zigeunerrazzia van 16 mei 1944, zich nog op het woonwagenkamp in Venlo bevond.